(ron'dom)
I. bw.
1. aan alle kanten : de linden die het plein versieren.
2. overal: de aarde in duisternis gehuld; van -.
3. door en door : omdat hij een deugniet is.
II. vz.
1. om ... heen : de kerk; zich zien; ons tuinprieel slingert wilde wingerd ; de stad; de reis de wereld. 2. in de omtrek van : Amsterdam.