(patәr'nostәr) (-s; -tje) [Lat. pater noster, beginwoorden van het vaderons]
I. o. Eig. onzevadergebed, vaderons : een bidden.
II. m. Metn. rozenkrans, rozenhoedje: een grote, zwartbollige -.
III. m.Metf.
1. rozenkransvormige versiering: een lijst met een -.
2. m. meestal mv. duimijzers, handboeien : een dief de -s aandoen.