1. [om I 1] omwonend persoon: de -s van België en Nederland zijn Duitsers en Fransen.
2. [om ter aanduiding van de andere zijde van een voorwerp dat men omkeert] bewoner van een punt van de aardbol dat op dezelfde breedte ligt, maar op tegenovergestelde lengte d. i. 180° in lengte verschillend: onze -s zijn de bewoners van de Aleoeten Eilanden.