I. ('om) (spande om, heeft omgespannen)
1. een span van plaats doen verwisselen: span de paarden even om.
2. een ander span aanspannen: heeft de koetsier al omgespannen.
II. ('spannən) (omspande, heeft omspannen)
1. met een span omvatten: een knuppel een dun middeltje dat men met beide handen zou kunnen -.
2. spannend omsluiten: een oude boom met de armen -.
3. met een gespannen voorwerp omsluiten: een terrein met touwwerk -.
4. spannend omgeven: een engsluitend buis omspande zijn borst.