('ne:dər) 1. bn. Veroud. laag, alleen nog in samenstellingen : Nederlanden.
2. bw. naar beneden : ter -; op en -. → op.
Opm. Neder vormt met vele werkwoorden scheidbare samenstellingen : nederbuigen, boog neder. heeft nedergebogen; nederdrukken. -houden, -ploffen. -storten. -tuimelen, -vellen, -werpen, -zien, -zinken, -zweven.