(mo're:l) [→ moraal]
I. bn. (...rele)
1. zedelijk: morele kracht missen; een morele verplichting; met morele wapenen strijden; zwak zijn; er van overtuigd zijn.
2. deugdzaam: een gedrag.
II. o. gevoel van kracht, zelfvertrouwen : het der troepen. III. bw. moraliter : onmogelijk.