(mo'dernә) v. hedendaagse kunst die zich van alle vroegere vormen wil losmaken en tracht iets nieuws te scheppen.
1. Bouwkunst. In het begin der XXste eeuw was de moderne stijl die zich o. a. aan grote winkelhuizen vertoonde, een soort van herleving van de barokstijl. Deze paste zich geleidelijk aan de nieuwe eisen van de tijd aan, maar vooral aan het nieuwe materiaal, het gewapend beton, dat voor het bouwen in de hoogte, om ruimte te winnen, een waarborg biedt. Het gevolg van de aanwending van dit nieuwe materiaal waren rechte, stijve lijnen, die goed gekombineerd, een sober, maar voornaam cachet geven aan het modern gebouw. Voorbeelden hiervan zijn de wolkenkrabbers in Amerika en in de grote steden van Europa. Nog meer karakteristiek zijn de woonhuizen o. a. in de nieuwe wijken van Amsterdam.
2. De Beeldhouwkunst is geheel beheerst door het individualistische en het fanatieke streven naar originaliteit, los van alle traditie. Zij tracht vooral het innerlijke uit te drukken op de eenvoudigste wijze. Uit de stof, een marmerblok enz. haalt ze alles wat ze kan, en geeft het wezenlijke weer, met opzettelijke verwaarlozing van alle bijkomstigheden. Daarbij gebruikt zij dikwijls, onder de invloed van het kubisme, hoekige, strakke vormen.
3. In de Schilderkunst is een grote verscheidenheid van richtingen te bespeuren: naturalisme, impressionisme, expressionisme, symbolisme, pointillisme, kubisme, dadaïsme, futurisme enz.
4. Ook de Kunstnijverheid Iaat zich, bij het vervaardigen van interieurs, meubels en luxevoorwerpen inspireren door de sobere, strakke lijnen der bouwkunst.