Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 30-06-2020

fluistercampagne

betekenis & definitie

v. (-s) kwaadsprekende campagne, aktie die fluisterend, in stilte, wordt gevoerd, fluisteren ('fluistdrdn) (fluisterde, heeft gefluisterd) [klnb.] 1. zacht, nauw hoorbaar spreken : iemand iets in zijn oor -. * oor. 2. niet openlijk, maar slechts aan vertrouwden, mededelen : er wordt gefluisterd; boze tongen -. 3. een geluid vóórtbrengen dat op een gedempte stem gelijkt: -de bomen. fluit v. (-en; -je) [~ Lat. flare, blazen] I. Eig. gewoonlijk lang en rolrond blaasinstrument nl. 1. muziekinstrument bestaande uit een pijp met gaatjes : (op de) spelen; de bespelen. * PL.

MUZIEK I. 2. toestel om seinen mee te geven : stoom-; het -ie van de verkeersagent. II. Metn. geluid door een fluit voortgebracht : het -je der lokomotief horen. III. Metf. 1. [van I] a. hoog smal drinkglas : een champagne. b. lang smal brood. c. fluitschip. 2. [van II] op een fluit gelijkend geluid, met gespitste lippen voortgebracht : ik hoorde zién -je van ver. fluiteend ('fluit) v. (-en) =* smient, fluiten ('fluitdn) (floot, floten; heeft gefloten) 1, op een fluit spelen : door de vogeltjes lokken; naar iemands dansen, naar zijn pijpen dansen. 2. een signaal geven op een fluit : ik heb de trein horen -.3. met gespitste lippen een op een fluit gelijkend geluid voortbrengen : fluit als je mij nodig hebt; er werd in de schouwburg gefloten, ten teken van afkeuring.
* duim. 4. fluitend ten gehore brengen : hij floot een deuntje. 5. door fluiten tot zich roepen ; zijn hond -. Cez. dat is - of gefloten, dat is weg ! ƒ misgerekend ! gaan, er van doorgaan; iemand laten -, zich niet aan hem storen; naar iets kunnen -, geen kans hebben het te bereiken. 6. een geluid als dat van een fluit vóórtbrengen : de vogels -; de kogels floten om zijn oren.
7. een hoge snerpende toon geven ; de wind kan -. Syn. * bulderen.

< >