(bij'e:n) bw. te zamen: de huizen van het dorp staan dicht -. Syn. bij elkander, samen.
Tgst. →: gescheiden. Opm. Bijeen vormt scheidbare samengestelde werkwoorden : bijeenleggen, legde bijeen, heeft bijeengelegd; bijeenzoeken, zocht bijeen, heeft bijeengezocht. Bijeen mag niet met het werkwoord aaneengeschreven worden wanneer de personen of zaken reeds bijeen zijn vóór de handeling verricht wordt, die het werkwoord uitdrukt. Men schrijft dus : ik vond er een menigte personen bijeen, er zullen veel personen bijeenkomen.
