('be:terən) (beterde, gebeterd)
I. (heeft)
1. beter maken : zijn leven -; het zijn de goeden, de besten die zich -. 2. helpen : ik kan het niet -. →: God.
3. zich -, beter worden : het weer betert zich.
II. (is) beter worden : de zieke is aan ’t -. Syn. →: bekomen.