(appli'se:rən) (appliceerde, heeft geappliceerd) [Lat. applicare d. i.]
I. Eig. leggen op inz. Kunst, uitgeknipte lappen, figuren op andere stof naaien.
II. Metf.
1. aanwenden, toepassen: een middel -.
2. zich -, zich toeleggen, bevlijtigen.