('af) (voer af, afgevaren)
I. (heeft) varend afleggen : een afstand -.
II. (is)
1. zich varend verwijderen : het schip voer van de wal af; wij varen over 1 uur af.
2. in een bepaalde richting varen : op een schip in nood -.
3. stroomafwaarts varen : de Rijn -.