de hoogste religieuze, maar dikwijls ook hoogste politieke gezagsdrager in de tijd van de Tweede Tempel. Hij representeerde het volk bij de dikwijls wisselende overheden (lees: bezettende machten) en gaf leiding aan de tempel (waarbij hijzelf zijn voornaamste handeling slechts op Grote Verzoendag verrichtte).
De officiële erfopvolging in de lijn van Aäron (Zadokieten) werd dikwijls door de heersende niet-joodse machthebbers onderbroken om plaats te maken voor benoemingen van gunstelingen op die hoge post. Een van de doelen van de joodse opstandelingen tegen Rome in 66 n. C. was dan ook het herstellen van het legitieme hogepriesterschap uit het huis van Aäron. Maar met de verwoesting van de temple in 70 verviel het ambt.
