Positieve vrijheid is de vrijheid om zélf te kiezen (freedom of). Positieve vrijheid is de vrijheid om te interveniëren. Deze positieve vrijheid verschilt van negatieve vrijheid (freedom from).
Positieve vrijheid drukt zich bijvoorbeeld uit in altruïstisch zijn, goed doen, interveniëren, anderen overhalen, de ander vrij maken en zo meer. Onder positieve vrijheid valt ook de vluchteling helpen die naar de EU wil migreren. In moreel opzicht komt positieve vrijheid overeen met BEHANDEL DE ANDER ZOALS U ZELF BEHANDELD WILT WORDEN. Maar wie zijn die anderen? Stel je leeft in een sovereign land, moet de landgrens dan voor alle migranten open of toch gecontroleerd open en zo ja, hoe dan? Hier raakt de positieve vrijheid om te geven de negatieve vrijheid van non-interventie. Positieve vrijheid botst dan met de Gulden Regel (= Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet).
Positieve vrijheid speelt behalve binnen religies ook een rol in het internationaal recht. Artikel 18 UDHR (1948) betreft twee positieve vrijheden om (A) te mogen geloven (godsdienstvrijheid) en (B) de positieve vrijheid om van een eenmaal gekozen geloof te veranderen in een ander geloof inclusief ongeloof. Dat laatste, apostasie of geloofsafval was voor de islam een brug te ver. Vandaar artikel 18 ICCPR (1966) met uitsluitend nog de positieve vrijheid van godsdienstvrijheid. Andere faciliterende positieve vrijheden zijn die van vereniging, vergadering, meningsuiting, non-discriminatie, subsidie bijzonder onderwijs en zo meer. Uitdrukking geven aan seksuele geaardheid is eveneens een voorbeeld van positieve vrijheid.
In samenlevingen is het evenwicht van positieve vrijheid en van negatieve vrijheid gebaat bij kennis van de uitwassen van beide vrijheden.