Extractivisme is de grootschalige exploitatie van natuurlijke grondstoffen en landbouwgrond zonder zorg voor mens en milieu, met ingrijpende sociaal-economische gevolgen. Dit roofzuchtige gebruik van hulpbronnen treft vooral zuidelijke landen, die fungeren als leveranciers voor de wereldwijde vraag naar energie, zeldzame materialen en basisproducten.
In de praktijk eigenen multinationale ondernemingen zich deze hulpbronnen toe, terwijl ze lokale arbeidskrachten uitbuiten. Onder het mom van klimaatverandering en energietransitie wordt bijvoorbeeld lithium gewonnen onder zoutvlakten in Argentinië voor batterijen en accu's. Dit extractivisme heeft ingrijpende gevolgen voor gastlanden, zoals inheems protest, verlies van voedselsoevereiniteit, afhankelijkheid van grondstofprijzen, ontbossing, waterverontreiniging, bodemuitputting en ecocide. Voorbeelden zijn bauxietmijnbouw in Australië, sojaproductie in Brazilië, kolenmijnen in Colombia, diamantmijnen in Botswana, palmolie-plantages in Indonesië en aardoliewinning in Nigeria.
Extractivisme komt ook voor op het Noordelijke halfrond, zoals bruinkoolafgravingen in Duitsland en Polen, goudmijnen in Rusland en Roemenië, grondwateronttrekking in Frankrijk, Spanje en Italië, fracking in de VS, houtkap in Canada en de ontginning van mangaanknollen op de oceaanbodem.
Extractivisme, eenzijdig gericht op winstmaximalisatie, is een vorm van systemisch geweld tegen rurale gemeenschappen en infrastructuur en kan worden gezien als neokolonialisme. Het draagvlak voor extractivisme neemt af, omdat het haaks staat op de notie van ecologisme, dat streeft naar wereldomvattende duurzaamheid.