Huis te WULVEN, is een van ouds bekend, in de zoëven vermelde Ambagtsheerlijkheid gelegen gestigt, en nu reeds voorlang onder de Riddermatige Hofsteden van het Gewest gerekend, te weeten, zints het besluit der Staaten van den zevenëntwintigsten October des Jaars 1536; dag, op welken benevens dit, nog veele andere Landheeren in de Provincie Utrecht tot dien zelfden rang verheven wierden. Volgens HEDA zou dit Slot zijnen naam ontleend hebben van Wolven; hij noemt het Castrum Luporum, Wolvennest.
Doch volgens anderen zou men, met meer regt, den naamsoorsprong in het woord Golven moeten zoeken; voor bewijs hier van aanvoerende, dat de VAN DER HORSTEN, STERKENBURGEN, HARDENBERGEN, HINDERSTEYNEN, OUDEGEYNEN, HEEMSTEDEN en anderen, allen afstammelingen van de Heeren VAN WULVEN, Golven of Zeebaaren, hoewel met eenige verandering van kleuren, in hunne Wapenschilden gevoerd hebben.’Er is ’er, die van meeninge zijn, dat het Huis te Wulven reeds in het begin der Dertiende Eeuwe bekend zou geweest zijn. Geduurende de tijden der rampzalige onkunde in de gewigtigste van alle kundigheden, de kennis van den Godsdienst, ontving het Huis te Wulven, van tijd tot tijd, een sterken toeloop van misleide vereerders van afgestorvene Heiligen. Men verhaalde, en het vondt geloof bij veelen, dat binnen de Muuren van dit Kasteel een wonderdoend beeld der Moedermaagd bewaard wierdt. Naa het aanbreeken van den dageraat eenen meer verlichte kennisse heeft men het Beeld van zijne aloude standplaatst weggenomen en overgebragt in de Stad Utrecht, alwaar men het, nog langen tijd, bewaard heeft.
Even als alle andere Huizen van aanmerkelijke sterkte, heeft het Huis te Wulven verscheiden lotverwisselingen ondergaan; wordende nu eens, voor een gedeelte, gesloopt en vervolgens wederom opgebouwd. Dus vinden wij vermeld, dat Wulven, in den Jaare 1346, door den Utrechtschen Bisschop JAN VAN ARKEL, wierdt verwoest, om dat de toenmaalige bezitter, Heer ERNST VAN WULVEN, gerugsteund door verscheiden andere Stichtsche en Hollandsche Edelen en Grooten tegen hem hadt aangespannen. Volgens de aloude Kronijken, zou, reeds geruimen tijd vóór het einde der Veertiende Eeuwe, eene Erfdogter van gemelden Heere ERNST, door haar huwelijk het Huis te Wulven hebben overgebragt in het Geslagt van LOKHORST, en haar Zoon HERMAN VAN LOKHORST den toenaam VAN WULVEN hebben aangenomen. Deeze hadt eene dogter, welke, in den Jaare 1393, in het huwelijk tradt met BALTHAZER VAN BUREN, Heere van Reigersfoort, wiens Erfdogter, LUTGARD VAN BUREN genaamd, naa het overlijden van haaren Vader, Vrouwe van Wulven en Amelisweert zijnde geworden, zich in den echt begaf met JAN VAN RENESSE, Ridder. Het Geslagt VAN RENESSE kwam aldus in het bezit van het Huis en de daar toe behoorende Heerlijkheid. Heer JAN verwekte eenen Zoon, insgelijks JAN genaamd.
Doch vermits deeze, door aanhoudende ziekte en ongesteldheid van lichaam, zich buiten de mogelijkheid bevondt om zijn geslagt voort te planten, bewoog hij, naa het overlijden van zijne Moeder, zijnen Vader tot het aangaan van een tweede huwelijk; ten welken einde hij het Huis en de Heerlijkheid aan hem overdroeg. JAN VAN RENESSE, de Oude, verbondt zich dan andermaal in den echt, met MARGARETA, dogter van GERRIT, Heere van Kuilenburg, en verwekte bij dezelve, behalven nog andere kinderen, JAN, Heer van Wulven; welke, op zijne beurt, eene echtverbintenis aanging met ALEID, Erfdogter van ADRIAAN FREYS VAN KUINRE, Heere van Wulp, Urk en Emeloort, bij welke hij, behalven andere kinderen, Vader wierdt van ADRIAAN en JAN VAN RENESSE, den eenen naa den anderen Heeren van Wulven. De Kleinzoon des laatstgenoemde, insgelijks JAN genaamd, die tot Moeder hadt gehad MARGARETA VAN RENESSE VAN ELDEREN, en ter Echtgenoote hadt genomen HESTER VAN HATTUM, verkogt de Heerlijkheid en het Huis te Wulven aan WOUTER VAN OUDSHOORN, Heere van Krajestein. Deeze, zijnde een man van zeer aanzienlijke middelen, maakte zeer aanmerkelijke verbeteringen aan het Slot, en vernieuwde het bijkans geheel. Hij liet eene dogter na, MACHTELT VAN OUTSHOORN, gehuwd aan ANDRIES BOCHART. In den aanvang der jongstvoorgaande Eeuwe hadt
WOUTER VAN OUTSHOORN den eigendom verkreegen, voor de somme van zesëndertigduizend guldens. Uit de handen van ANDRIES BOCHART kwam Wulven, bij verkoop, in die van PHILIBERT VAN TUYL VAN SEROOSKERKE, Heere van Serooskerke, Moermont, Stavenisse, Burggraave van Zeeland, Raad en Kerkmeester Generaal der Provincie Zeeland Bewester-Schelde, en vervolgens Gouverneur van Bergen op den Zoom. De Zoon en Opvolger van deezen, in het bezit van Wulven, was HIERONYMUS VAN TUYL VAN SEROOSKERKE; die wederom tot erfgenaam hadt jonkheer PHILIBERT VAN TUYL VAN SEROOSKERKE. De eerste van zijn Geslagt was deeze, welke, van wegen het Huis te Wulven, in de Ridderschap des Lands van Utrecht wierdt beschreeven. Dit gebeurde in den Jaare 1640. Bij zijn overlijden, ’t welk voorviel in den Jaare 1661, liet hij eenen Zoon naa, HIERONYMUS genaamd, Heer van Serooskerke en Wulven. In den Jaare 1667 nam hij, van wegen het meergemelde Huis, zitting in de Ridderschap van Utrecht. Tot echtgenoote hadt hij genomen ANNA VAN RENESSE VAN MOERMONT; bij welke hij verscheiden kinderen verwekte, onder andere eenen Zoon en Opvolger PHILIBERT VAN TUYL VAN SEROOSKERKE; naa zijns Vaders overlijden, voorgevallen in den Jaare 1677, Heer van Wulven. Negentien jaaren bleef hij in het bezit van Heerlijkheid en Huis. Naa verloop daar van verkogt hij zijn regt, in den Jaare 1696, aan PIETER BRAGET DE BRAGARD, Heere van Bonnefont; welke het, op zijne beurt, bij verkoop, overdroeg, in den Jaare 1719, aan HENRIK VAN DER GRAAF DE VAPOUR, welke, op den achtëntwintigsten October des Jaars 1724, ’er mede beleend wierdt.
De Heerlijkheid en het Huis te Wulven zijn, tot hier toe, leenroerig geweest aan de Graaflijkheid van Holland. Zints de Omwenteling heeft men, even als ten aanzien van alle andere Heerlijkheden, ook hier omtrent andere schikkingen beraamd. Uitwendig heeft het Huis te Wulven niet veel aanziens. ln zijne hoogte en zwaar Muurwerk vertoont het, nog heden, de merkteekens van zijnen alouden luister. De wijde Graften, binnen welke het beslooten ligt, draagen getuigenis van deszelfs voormaalige sterkte. Het hoog geboomte draagt de kenmerken van de uirgebreide plantaadjen, van welke het gestigt, eertijds, is omringd geweest.
Zie A. BUCHELIUS, Not. ad Hedam; SMALLEGANGE, Kronijk van Zee. Utrechtsch Placaatboek.