Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

SNEEK, KORNELIS VAN

betekenis & definitie

dus genaamd, niet omdat hij de Stad van dien naam tot geboorteplaats gehad hadt (want deeze was Indijk, een Dorpje, niet verre van Sneek gelegen) maar, waarschijnlijk, om dat hij op het, in zijnen leeftijd, zeer vermaard Latijnsche School aldaar, de eerste beginzels van Taalkennisse en Geleerdheid hadt geleid. Te Rostock, in Zweeden, beklom hij den trap van Leeraar in de Godgeleerdheid.

Zedert, of, misschien, reeds vroeger, de Regels van den H. DOMINIKUS hebbende aangenomen, wierdt hij Provinciaal dier Orde, over Saxen, Frankrijk en Polen, en Algemeen Vikaris der Hollandsche Vergaderinge. Dit niettegenstaande schijnt hij het laatste gedeelte zijns leevens in zijn Vaderland te hebben doorgebragt. Althans vinden wij aangetekend, dat hij te Leeuwarden overleeden is, op den veertienden September des Jaars 1631. Hij was een ijverig Voorstander der Roomsche Kerke, tegen de aanvallen, met welke de vroegste Kerkhervormers haar te keer gingen. Een blijk van ‘s Mans ijver is, onder andere, voorhanden in zijne Defensio Ecclesiallicorum, of Verdeediging der Kerkelijken, dienende ter wederlegginge van zekeren SEBASTIANUS POL, een Godgeleerde, der Augsburgsche Geloofsbelijdenisse toegedaan. Daarenboven heeft hij in ’t licht gegeeven, Eenëntwintig Sermoenen over het Broederschap van den Roozekrans van onze Lieve Vrouwe.

Zie SUFERIDUS PETRI.

< >