Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

RUIL, ALBERT

betekenis & definitie

Pensionaris van Haarlem, was een der zes Staatsleden, welke, door Prins WILLEM DEN II, op eene wederregtelijke wijze, in verzekering genomen, en vervolgens na den Kerker van Staat, het Slot Loevestein, wierden overgevoerd. De vijf overigen waren JAKOB DE WITT, Burgemeester van Dordrecht, Vader van JAN en KORNELIS DE WITT; JAN DE WAAL, Burgemeester van Haarlem; JAN DUIST VAN VOORHOUT, Burgemeester van Delft; NANNING KEIZER, Pensionaris van Hoorn; en NIKOLAAS STELLINGWERF, Pensionaris van Medenblik. De Heer RUIL, even als zijne lotgenooten, wierdt, eerlang, in vrijheid hersteld, mids doende afstand van zijn Ampt.

Niet lang evenwel bleef hij buiten bediening. De Stadhouder hadt naauwlijks den geest gegeeven, of de Heer RUIL wierdt, binnen weinige dagen, hersteld in zijne bediening, en voorts ook in zijne eere, door eene Verklaaring van etlijke Steden, naderhand bekragtigd door een wettig Staatsbesluit, bij welke alle de zes gekerkerd geweest zijnde Heeren erkend wierden voor getrouwe liefhebbers des Vaderlands, die, in allen opzigte, voldaan hadden aan de inzigten en besluiten der Steden, uit naam van welke zij ter hooge Staatsvergaderinge, of in andere Kollegien, waren afgevaardigd.

< >