Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 20-10-2022

GESELIUS, CORNELUS

betekenis & definitie

Predikant onder de Gereformeerden te Rotterdam. Na dat de Stad Dordregt, op zo eene gelukkige wijze, als op het Art. DORDREGT verhaald is, aan den Prins, of aan den Staat gekomen was, geschiedde de eerste predicatie aldaar onder den Lindeboom, in de Kloveniers Doelen, tusschen de Schutters Benedenzaal en het Schuthuis: ter zelver tijd (1572) werd 'er ook het eerste kind op de Gereformeerde wijze gedoopt, ten doop geheeven door den Heere CORNELIUS VAN BEVEREN, en genoemd CORNELIUS, met den bijnaam van GESEL, overleeden in het Jaar 1640, ongetwijfeld is deeze GESELIUS; naderhand Predikant geworden van de Duitsche en Waalsche Gemeente te Rotterdam, die hij beide bediende, en ook beide ongemeen aangenaam was. Een opregt vroom man, zig vast houdende bij de gemelde Religie, van den aanvang der Reformatie aldaar geleerd en aangenomen: doch door de Remonstrantsche Overheid (om dat hij de Leere van ARMINIUS niet toeviel, maar integendeel zijnen Amptgenoot NICOLAUS GREVINCHOVEN, Voorstander van de gedagte Leere, zo op den Predikstoel, als in de huizen der bijzonderen, ernstig tegensprak) eerst van zijnen dienst in October van het Jaar 1611 afgezet, daar na in Februarij van het Jaar 1612, op bevel der Magistraat, door Schout en Dienaars de Stad uitgeleid, met onbetaamlijk geweld, zonder ooit in Kerkelijke vergaderinge gehoord of veroordeeld te zijn. Hoedanig zig dit verder toegedraagen heeft, met volkomener berigt, kan men zien uit zijne verantwoordinge, enz. Hij werd, kort na dat hij te Rotterdam afgezet en uitgeleid was, tot Predikant te Edam beroepen.

< >