een Nederlandsch Steedje, in de Meijerij van 's Hertogenbosch, de eenigste Stad in Kempenland, gelegen aan den slinker oever van de Rivier de Dommel, vijf groote uuren gaans ten Z. O. van 's Hertogenbosch, en 4 uuren ten Z.
W. van Helmont.De naam deezer plaatze schijnt te doelen, op Hoeven (Lusthoven) of Hoeven (Landhoeven), dewijl die beide woorden, Hoven en Hoeven, dikmaaals onder elkander verward worden; doch het laatste is ’t waarschijnlijkste, inde onderstelling, dat Eijndhoven van sommige nabij gelegene Landhoeven zijn begin genomen heeft. Rondom deeze Stad vind men eenige Dorpen, die dit gevoelen bevestigen, als Veldhoten , Meereveldhoven, Rijthoven en Weiterhoven.
Zeker is het, dat Eijndhoven eenige Stadsgeregtigheden heeft; doch onzeker, door wien ze daarmede begiftigd is, hoewel het, waarschijnlijk, zal geschied zijn door eenen der Hertogen van Braband. Haare stichting word toegeschreven aan Hertog HENRIK DEN II, en gesteld in het Jaar 1232. ’Er is nog een brief van dat Jaar voorhanden, door welken die Stad met eene vrije Jaarmarkt begiftigd is geworden.
Uit de menigvuldige belegeringen, welke Eijndhoven óndergaan heeft, zou men moeten opmaaken, dat het voorheen eene vrij sterke Stad moet geweest zijn. MARTEN VAN ROSSUM veroverde en plunderde haar, in het Jaar 1543. Negen Jaaren daarna, door den brand verteerd zijnde, werd zij van nieuws herbouwd. In het Jaar 1581, werd Eijndhoven, bij verrassing, door de Staatsche troupen, ingenoomen; de bezetting, bestaande uit eene Kompagnie paarden, en drie Kompagniën voetvolk, werd, bij die gelegenheid, voor ’t grootste gedeelte, neer gesabeld. De Bevelhebber, die op het Slot geweken was, werd, door de bedreiging des doods, tot de overgave gedwongen. Doch de plaats, terwijl zij in de magt der Staaten was, zeer slegt van nooddruft voorzien wordende, moest, twee maanden daarna, door HAUTEPENNE en den Graaf VAN MANSFELD, berend zijnde , zonder veel tegenweer te bieden, zig overgeeven; bedingende, echter, den Hopman BURGH , die ’er binnen was, den vrijen uittogt der manschap, en het geschut te mogen medevoeren.
Zo ras de Hertog van ALENÇON, in het Jaar 1583, begon te haaken naar het Oppergebied over Braband, was Eijndhoven de eerste plaats, daar hij eenen aanslag op werkstellig maakte. Ook gelukte het hem, na den nacht tusschen den 7 en 8 Januarij, de Stad te verrassen, door den Franschen Overste BONNIVET, terwijl 50 Spaansche soldaten, ter plaatze, daar de vesten beklommen werden, de wagt hebbende, om het leven raakten. Niet lang daarna, en nog in het zelfde Jaar, keerde de Stad weder in de magt der Spaanschen, hoewel geenzins zo gemakkelijk, als toen zij dezelve de eerstemaal wonnen.
De Hertog van PARMA gebruikte wederom tot dat beleg HAUTEPENNE en MANSFELD, tegen BONNIVET, die dezelve, met 800 zo franschen als Schotten, drie maanden lang verdedigde. Terwijl de Marschalk DE BIRON, van Ant werpen, was opgetrokken om de Stad te ontzetten, en van binnen alle de mondkost verteerd was, drong de honger da bezetting tot de overgave, welke, den 23 April, met Krijgseer uittrok.
Door deeze twee belegeringen waren alle de vestingwerken en derkten der Stad zeer zwaar beschadigd, dewijl ‘er, tusschen de eene en de andere, naauwlijks zo veel tijd verloopen was, als nodig was geweest de werken te herdeden: weshalven de Spaanschen het besluit namen, dezelve te slegten. Zedert dien tijd, is Eijndhoven eene opene plaats geworden en gebleeven. Het Slot van Eijndhoven bleef nog eenigen tijd in wezen, doch werd daarna mede vernietigd, zonder dat daarvan, zo min als van de oude Vestingwerken, thans iets te zien is. In het Jaar 1629, terwijl Prins FREDRIK HENDRIK het beleg voor 's Hertogenbosch had geslagen, had een sterke Spaansche bende zig in dit Slot geworpen, gelijk mede in het nabij slaande Klooster der Regulieren, die de Staatsche partijgangers veel moeilijkheden veroorzaakte. De Stadhouder, het belang van den Bosch, ’t welk onder zijne erflijke Domeingoederen behoorde , zig zeer naauw aantrekkende, zond naar Eijndhoven den Overstle STAKENBROER, met eenige Ruiters, welke de bezetting spoedig tot de overgave noodzaakten; die in het Klooster lagen, sloegen den weg in naar Breda, doch werden, door de Staatschen, agterhaald en gevangen.
Het beloop der Wallen, waarmede de Stad voorneen omringd was, kan men nog nagaan, aan de gracht, die ’eromheenloopt, en die haar water ontvangt uit den Dommel en andere daarin vloeijende beeken; over deeze gracht leggen, aan de ingangen der plaatze, bruggen, doch zonder Poorten. De gedaante namelijk was weleer, een langwerpig vierkant. Het voornaamste der Stad bestaat thans uit een zeer lange Straat die den naam van de regte Straat draagt.
Het getal der Huizen binnen Eijndhoven word begroot op 300. Omtrent de Kerk, die bijna in het midden van gemelde Straat, aan de westzijde, staat, zijn ook eenige Dwars- en Zijstraaten, waaarin goede winkelhuizen zijn. De regte Straat is de weg der Rijtuigen, der Posten en Karren, die, hij dag en nacht, de waaren, van den Bosch, naar Maastricht, Aken, Luik, en elders heen voeren. De Bosche Posterij verwisselt binnen Eijndhoven, voor de tweedemaal, van paarden, De Inwooners bestaan meest van de Linnenweeverijen.
' De Kerk van Eijndhoven, was, in de Roomsche tijden, aan de H. KATHARINA toegewijd. De Bisschop van Luik, JAN VAN BEIJEREN stichtte aldaar, in den Jaare 1399, een Kapittel van negen waereldlijke Kannuniken, met hunnen Deken. Naar mate van de Stad is deeze Kerk tamelijk groot, en van een goed Orgel voorzien: doch de Toren is zeer laag, met een stomp toeloopetid dak, zijnde het bovenstuk, in de voorige belegeringen , weg geschoten.
De Gereformeerde Gemeente, die ’er niet zeer talrijk is, word bediend door één Predikant, die ook den dienst op het Dorp Strijp waarneemt. Niet verre van de Kerk staat hetRaadhuis, dat een oud gebouw is, doch wel onderhouden word.
Men vind geene aantekeningen, waaruit blijkt, wanneer Eijndhoven, door de Hertogen van Braband, als eene Heerlijkheid is uitgegeeven; maar wel, dat ze, in vroeger tijd, vereenigd geweest met Kraanendonk, en te zamen zijn bezeeten geweest, eerst door het Geslacht van MIERENBERG; daarna door den Graaf VAN HOORNE; toen door EGMOND, en, door het Huwelijk van ANNA VAN EGMOND, aan het Huis van Oranje zijn overgegaan. Bij de deeling der nalaatenschap van Koning WILLEM DEN III zijn ze aan het Vorstelijk Huis van Nassau aanbedeeld. Prins WILLEM DEN V bezit deeze Heerlijkheid, als een Leen van Braband, en heeft ’er hoog, laag, en middelbaar rechtsgebied. Ook heeft zijne Hoogheid 'er de aanstelling van een Drossaart en zeven Schepenen; welke laatste alle Jaaren verwisseld worden: als mede den Secretaris, een Vorster, enz. Wijders heeft de Prins hier een Rentmeester der Domeinen en Geestelijke goederen, die in den omtrek deezer plaatze liggen. Dien zelfden post bekleed hij, niet alleen in de Heerlijkheden Woenzel, Strijp en Straathem; maar ook in de Baronie van Kraanendonk. Voorheen was te Eijndhoven een Rector der Latijnsche Schoole; doch, zedert veele ]aaren, niet meer.
Van wegens den sterken doortogt van karren en wagens, is hier een Comptoir van Convoijen en Licenten, onderhoorig aan de Admiraliteit op de Maas, ’t welk door een Ontvanger , Kontrarolleur en Kommies bediend word.
GUICIARDYN, Beschr. der Nederl. , fol. 15, 11. DE GROOT, Jaarboeken, fol. 83, Leven van FREDERIK HENDRIK, fol. 71, BOR , Nederl. Oorlogen, BACHINE, Geographie, enz.