was eene natuurlijke Dogter van Keizer MAXIMILIAAN, door de Landvoogdesse, die haar zeer beminde, opgevoed, en volgens den rang van eene Prinses onderhouden. Graaf JAN van Oostvriesland, broeder van Graaf ENNO, had lang getragt naar eene Echtvereeniging met haar.
In het jaar 1539 bewilligde de Landvoogdesse daarin, om reden dat Graaf ENNO, die veel voordeel uit dit huwelijk verwagtte, de Staaten van zijne Landen had overgehaald, tot het opbrengen van 100,000 guldens, onder voorwaarde, dat Graaf JAN alle zijne regten op de zelven daar voor zou afstaan. Zijne onderdaanen daar in bewilligd hebbende, trokken de twee broeders naar Brussel, alwaar toen, in ’t midden van de maand November des gemelden Jaars, de Huwelijksvoorwaarde geslooten werd, waarbij het Stedeke Durbuij met zijne Heerlijkheid, en eenige Dorpen, in het Hertogdom Luxemburg, door de Landvoogdesse, aan DORETHEA tot een bruidschat gegeeven werd, en aan den Bruidegom werd afgestaan, de voogdij van Valkenburg en Dalem, als mede het Stadhouderschap van Limburg, mids de Keizer daarin bewilligde. Hierop het verdrag van Graaf JAN met zijnen Broeder, in tegenwoordigheid der Landvoogdesse, bevestigd zijnde, en hem, boven de voornoemde somme van 100,000 guldens, nog eene Jaarwedde van 2000 guldens toegelegd zijnde, werd het Huwelijk terstond, met groote pracht, ten koste van de Landvoogdesse, te Brussel voltrokken.Zie BENNINGA, Kronijk van Oostfriesl. bl. 722 enz. U. EMMIUS, Hist. van Friesl. fol. 902. MIERIS Nederl. Vorsten, 111 Deel, bl. 15 en 16.