Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BUWMA, HITZE of BUMA

betekenis & definitie

was, in het jaar 1570, Bevelhebber vaw Friesland, tot dat hij, door ’s Konings Raad, gebannen werd, met verbeurdverklaaringe van alle zijne goederen. Op last van SONOIJ, keerde hij, twee jaaren daarna, met een Vaandel krijgsknechten, te rug, en voerde toen het bevel te Makkum.

De aankomst van BILLIJ noodzaakte hem, echter, te vluchten. Men twijfelt, of het deze BUWMA, of wel een ander geweest is, waarvan te vooren op het Art. BONGA gesproken is. Even onzeker is men omtrent den persoon van WILLEM BUMU, of men dien naamlijk moet onderscheiden van Jonker BOUWEMA; welke onzekerheid voortkomt uit de verandering van de spelling der naamen, van BONGA, BOUWEMA, BUWEMA en BUMA, die ook BOUMA genaamd Wordt. Doch, zegt TE WATER, indien BOUWEMA, benevens den Burgemeester VAN STRAALEN, eerst in de maand van Augustus onthoofd is, dan is BUMA een ander, en zou dan in de maand Junij dat lot ondergaan hebben.Zie TE WATER, p. 308 en 309, en de daarbij aangehaalde Schrijvers.

< >