Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

BRASSER, JOOST

betekenis & definitie

wiens broeder, GOVERT BRASSER, Thesaurier-Généraal der Vereenigde Nederlanden was, werd, als behoorende tot de Remonstranten, in ’t jaar 1621, met meer anderen, van de gemeenschap der Gereformeerde Kerke binnen Amsteldam afgesneeden. Op den 19 December des jaars 1623 werd ten zijnen huize eene vergadering van zijne Gezinte gestoord, zonder dat hij, echter, daarover nader gemoeid werd.

Eenige voornaame mannen rieden hem, zijne zaak met den Schout aftedoen, hem voorhoudende, dat, zo hij vonnis verwagten wilde, eenige der voornaamste Schepenen zig verpligt zouden achten, uit de Bank te gaan, alzo zij over dergelijke zaaken niet zitten wilden, doch dat dit hen verdagt en voor het toekomende onnut zoude maaken. BRASSER, echter, verklaarde, als het niet anders zijn kon, liever de volle boete te willen geeven bij vonnis van Schepenen, dan vijf groot, bij verdrag met den Schout. De Schepenen, zeide hij ook, moesten zo wel iets voor de vrijheid doen, als hij en de zijnen, die hun leven zelf ter bescheidenheid van ‘t wufte graauw stelden. BRANDT verhaalt niet, welk het gevolg van deze zaak geweest is.Zie BRANDT, IV. Deel, p. 858, 862, 903 en 911.

< >