Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 15-03-2024

BERNARD, Jacob

betekenis & definitie

een Man van groote geleerdheid, zo in de Filosophie als Wiskunst, in welke wetenschappen hij ook Hoogleeraar te Leiden was. Tevens geen minder Godgeleerde zijnde, was hij Predikant der Walsche Gemeente aldaar.

Deeze uitmuntende Man was geboren te Nijon, in het Jaar 1658. Van zijne jeugd af had hij zig in de gemelde wetenschappen geoefend, en de gronden zijner studie in ‘t vermaarde leerschool te Geneve, onder opzicht der beroemdste Mannen van dien tijd, geleid. In ‘t Jaar 1679, zijnde het twintigste zijns ouderdoms, werd hij Predikant in ‘t Dauphineesche, welke plaats hij, in 1683, moest verlaaten; begevende zig van daar naar Geneve, vervolgens naar Lausane, en voorts naar Holland, alwaar hem zijn bloedvriend LE CLERC bij een man van aanzien aanbeval, die hem te Gouda een jaargeld bezorgde. Ter laatstgemelde plaatse in huwelijk getreden zijnde, begaf hij zig naar ‘s Gravenhage, alwaar hij zig onledig hield met het onderwijzen van Jongelingen; predikende ook nu en dan aldaar en in Gouda, tot dat hij, in ‘t Jaar 1705, in de Hofplaats van Holland, als Walsch Predikant beroepen werd. Weinig tijds daarna de Hoogleeraar DE VOLDER Emeritus verklaard zijnde, werd BERNARD eerst als Lector, en naderhand, 1712, in de opengevallene plaats als Hoogleeraar aangesteld.

Hij verwierf den roem van een beleezen man te zijn, en wel van goede Boeken, waarvan hij zig met vrucht wist te bedienen. Eerst volgde hij den leertrant van DESCARTES, en daarna dien van NEWTON. Ter zijner uitspanninge schreef hij de bekende Nouvelles de Belles Lettres; een arbeid, waarmede BAIJLE een grooten lof behaald had. Ook vervaardigde hij eenige Godgeleerde Verhandelingen, onder welken arbeid hij overleed in het Jaar 1718. Zijn afbeeldzel vindt men onder die, welke door VAN DER AA zijn uitgegeeven.

< >