(Clethrionomys glareôlus) Bovenzijde bruinachtig. LL 9-11 cm, gewicht 16-34 g. ♀ heeft 4 paar tepels en werpt 3-5 jongen. Nest onder de grond of vlak erboven. Jongen worden geheel kaal geboren. Leeft bij voorkeur in bossen met veel onderhout, in struikgewassen van oeverstroken en in elzenbroekbossen en vochtig grasland. In strenge winters vaak in gebouwen in de buurt van bossen.
EVENHOEVIGEN
(orde Artiodactyla) — ca. 700 soorten Wild zwijn (Sus scrofa) ♂ = beer, ♀ = zeug. Beweeglijke snuit met wroetschijf. Hoektanden lang, die in de bovenkaak zijn omhooggekromd. Bij zijn ze bijzonder krachtig ontwikkeld ('houwers' of 'geweren' in jagerstaal). Haren borstelig. Zwartachtig grijs tot bruin. Jonge dieren ( = biggen) met lichtgekleurde overlangse strepen in de vacht. LL110-155 cm (35-175 kg). Overwegend schemerings- en nachtdieren. Wroeten in de bodem en eten zowel plantaardig als dierlijk voedsel. Geen herkauwers. Zoelen graag. Stamvorm van ons huisvarken. In bebost gebied met dicht struikgewas en verspreide poeltjes of moerassen.