Inheemse dieren

Gedigitaliseerd Ensie (1950)

Gepubliceerd op 15-02-2023

Koekoek

betekenis & definitie

(Cuculus canorus, orde Koekoekskoeksvogels) - 146 soorten Lange staart, spitse vleugels. Vliegbeeld lijkt op dat van een valk. Snavel priemvormig. Bovenzijde blauwgrijs (zelden bij 9 bruin en met dwarse strepen). Buikzijde met talrijke fijne dwarse streepjes. 33 cm, ongeveer zo groot als en duif. Vliegt in rechte lijn. Leeft solitair. Broedparasiet. Soms gevolgd door zangvogels. Leeft van insekten; nuttig als verdelger van bepaalde rupsensoorten. Roep: een zacht of luid 'koekoek'. Komt in zeer verschillend milieu voor: in heidevelden, bossen, parken, duinen, moerasland en op bouwland. In Nederland en België vrij talrijke broedvogel.

< >