Iconoclasme (van gr. klao, breken) is een beeldenstrijd die tussen 726 en 843 in Byzantium woedde en die ging over de vraag of het maken en vereren van afbeeldingen van Christus wel geoorloofd was.
In de eerste twee eeuwen wezen de christenen beeldende voorstellingen af; wanneer schilders of andere kunstenaars christen wilden worden, moesten ze eerst hun beeldende activiteiten, die als afgoderij werden beschouwd, opgeven. De christenen leefden in een heidense, beeldenvriendelijke samenleving. Op den duur was het verlangen naar afbeeldingen van martelaars en heiligen niet meer te onderdrukken. Geleidelijk vonden iconen van Maria en Christus hun weg naar particuliere woningen en kerken. Bisschop Eusebius van Caesarea geeft zonder bedenken zijn toestemming tot het oprichten van een beeld van de Goede Herder in Constantinopel. Maar hij weigert het zenden van een afbeelding van Christus aan Constantia, de zuster van keizer Constantijn.