Cosmas en Damianus waren artsenheiligen. Ze waren broers en beiden arts van aanzien, die arme zieken gratis behandelden. Volgens de legende afkomstig uit Egea in Klein-Azie stierven ze de marteldood tijdens de christenvervolgingen onder keizer Diocletianus (regeringstijd 284-305).
Ze werden al in de vijfde eeuw alom vereerd; de oudste afbeelding van de twee artsen is een mozaïek in de koepel van de kerk van de heilige Joris in Thessaloniki, gemaakt rond het jaar 400. In opdracht van keizer Justinianus werd in Constantinopel boven het graf van de broers een basilica opgericht, nadat zij in een droom aan de zieke keizer waren verschenen. Sommige wetenschappers hebben de cultus van de twee artsen in verband gebracht met de wijdverspreide verering van Castor en Pollux, wier tempel in Constantinopel naast de kerk van Cosmas en Damianus stond. Op iconen worden Cosmas en Damianus bijna altijd frontaal en ten voeten uit voorgesteld. Ze hebben een medicamentendoosje in de ene hand en een spatel in de andere, of ze krijgen vanuit een hemelsegment een dokterstas aangereikt. Beide worden zowel in de orthodoxe als in de rooms-katholieke liturgie vereerd en worden beschouwd als de patroonheiligen van artsen en apothekers. Hun drie broers worden ook wel afgebeeld: Anthimus, Leontius en Euprepius. De relieken van Cosmas en Damianus zijn wijd verspreid; alleen al in Griekenland bestaan er tweeëntachtig relieken van Cosmas en vierenzeventig van Damianus. Hun schedels zijn te zien in de kathedralen van Essen en Hildesheim in Duitsland. In Egypte is de cultus van Cosmas en Damianus nog steeds populair: jaarlijks komen vele pelgrims naar de kerk van Cosmas en Damianus op de westbank van de Nijl bij Gizeh in de hoop genezen te worden van zenuwaandoeningen en epilepsie. Hun feestdag is 1 juli.