Goudhandel - Is hier te lande bijna uitsluitend in handen der Ned. Bank. De Nederlandsche Bank koopt en verkoopt gouden munt en specie in den regel door tusschenkomst van makelaars.
Bij levering van aan de Bank verkocht goud wordt, zoodra dit geverifieerd en gewogen is, aan den verkooper een wichtnota afgegeven. Vervolgens geschiedt de afrekening bij vastgesteld formulier, dat door den verkooper wordt ingevuld en onderteekend. Bij verkoop van goud door de Bank wordt een dergelijk formulier van harentwege opgemaakt en aan den kooper afgegeven.
De Bank neemt aan:
Oude Imperialen tegen 0,916 fijn Nieuwe,, (na 1855) ,, 0,8995 ,, Sovereigns ,, 0,9165 ,, 20 Markstukken ,, 0,8995 ,, Eagles ,, 0,8995 ,, 20 Francstukken ,, 0,8995 ,, 8 Florijnstukken ,, 0,8995 ,, Andere munten tegen het gehalte door de Directie te bepalen.
In den regel worden geen partijen gemunt goud aangekocht die een mindere waarde dan f5000.— vertegenwoordigen.
Baren worden slechts aangenomen, wanneer zij den stempel dragen van de bij de Bank erkende smelters, niet zwaarder wegen dan 12,6 K.G. en geen minder gehalte hebben dan 898 duizendsten.
Het gehalte moet bepaald zijn door een Nederlandschen bij de Bank toegelaten essaieur.
De inkoopsprijs is thans voor gemunt goud f 1650, voor baren f 1648 per kilo fijn; de verkoopsprijs van baren f 1653.44 per kilo fijn. De verkoopsprijs van vreemde muntspeciën wordt telkens bij besluit der Directie geregeld.
De Bank geeft voorschot op het door haar gekochte en aan haar geleverde goud, zoolang dit nog ongeëssaieerd is.