Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Hierocles

betekenis & definitie

Hierocles - Ἱεροκλῆς, beroemd rhetor van Alabanda, wiens voordrachten Cicero hoorde.

Ἱερόδουλοι, ἄνδρες (γυναῖκες, παρθένοι) ἱεροί (- ραί), tempeldienaars van minderen rang, die bij het brengen van offers, den priester bijstonden, den tempel onderhielden, enz. Z. ook Ἑταῖραι.
Ἱεροκήρυξ, z. Eleusinia.
Ἱερομηνία, heilige maand, schorsing van alle openbare bezigheden wegens een godsdienstig feest. In weerwil van den naam duurde de ἱερομηνία, gewoonlijk slechts eenige dagen, een maand alleen bij de groote nationale feesten; in het laatste geval was er ook een algemeene schorsing van vijandelijkheden (ἐκεχειρία) mede verbonden.
Ἱερομνήμονες, z. Amphictyones.
Ἱερὸν ὄρος,

< >