Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Aeacus

betekenis & definitie

Aeacus - Αἰακός, zoon van Zeus en Aegīna, koning van Aegina, stond om zijne vroomheid in hooge gunst bij de goden. Toen Aegina door de pest ontvolkt was, liet Zeus op het gebed van Ae. een hoop mieren in menschen veranderen, die vandaar Myrmidonen genoemd werden.

Ook bewerkte hij eens door zijn gebed het ophouden van eene langdurige droogte, die geheel Griekenland teisterde. Hij hielp Apollo en Poseidon bij het opbouwen van de muren van Troje, en daardoor kon later de stad veroverd worden, wat niet het geval zou geweest zijn, indien het werk geheel door die goden verricht was; ook gaf reeds dadelijk bij het voleindigen van den bouw een wonderteeken te kennen dat het door Ae. gebouwde gedeelte door zijn zoon (z.

Telamon) en door zijn achterkleinzoon (z. Neoptolemus) zou bestegen worden.

Hij was de vader van Telamon en Peleus. Na zijn dood werd hij door Zeus als rechter in de onderwereld geplaatst en op Aegina en te Athene als halfgod vereerd.

< >