Ned. econoom en politicus, *30.11.1858 Voorschoten, ✝ 24.7.1931 ’s-Gravenhage. Wethouder van financiën te Amsterdam (1893—95). hoogleraar te Amsterdam (1896-1904) en lid van de Tweede Kamer voor de Vrijzinnig Democratische Bond (1904-13); 1913 minister van Landbouw.
Handel en Nijverheid en 1914-18 (met een korte onderbreking) tevens minister van Financiën. Bracht in laatstgenoemde functie de eerste oorlogslening tot stand en beijverde zich de gevolgen van de oorlog voor handel en kredietwezen te beperken. Stichtte 1918 de → Economische Bond; 1921-30 voorzitter van de Ondernemersraad van Ned.-Indië. Aanhanger van de Historische School; voorstander van coöperaties en een betere sociale positie van de arbeiders, fel bestrijder van het socialisme, m.n. het marxisme. Werken; Het wijsgerig-economisch stelsel van Karl Marx (1902), Oorlogstijd (1916), De economische toestand van Nederland (1917), Deelneming van de overheid aan het bedrijfsleven (1923). Herinneringen en overpeinzingen (1931).Litt. N.E.H.van Esveld, Treub (1958).
