Gepubliceerd op 21-01-2020

MARRUM

betekenis & definitie

(Fr. idem) Dorp in Ferwerderadeel, waarvan het inwonertal na een daling in de jaren ’50 en begin ’60, sterk is gestegen in de latere jaren. In 1971 uitgebreid met Wester-Nijkerk.

Zuivelindustrie, grasdrogerij, bouw, metaalwaren (w.o. schaatsen). Scholengemeenschap met mavo, l.h.n.o., l.l.o.Herv. kerk (12e-15e eeuw), enkele monumentale boerderijen. Poldermolens (monnikmolens zonder stelling): De Kleilandmolen (1865), De Phenix (1917), en een uit 1845.

Bevolking: (1954) 1358; (1959) 1311; (1964) 1335; (1969) 1414; (1973) 1653.

< >