Verschillende factoren zijn van invloed op de leeftijdsopbouw in Friesland en in Nederland. Huwelijksvruchtbaarheid en sterftecijfer (medische voorzieningen en leefgewoonten) zijn daarvan de belangrijkste.
Voor de leeftijdsopbouw in Frl. zijn ook van belang de migratiestromen. Vooral in de laatste der jaren ’50 en ’60 verlieten velen in de categorieën 15-19 en 20-44 jaar onze provincie om elders werk te vinden dat agrarisch Frl. niet meer kon bieden.
Met name in vele plattelandsdorpen doen zich problemen voor, samenhangend met de vergrijzing: scholen komen in moeilijkheden, verenigingen kunnen niet of nauwelijks blijven bestaan, middenstanders krijgen het moeilijk. Deze ontwikkelingen zijn ten dele nog versterkt, doordat vele gemeentebesturen in de kleine dorpen bejaardenwoningen bouwden.Na de jaren ’60 doet zich in Frl. een ontwikkeling voor, die in bepaalde opzichten tegengesteld is aan die in de jaren ’50 en ’60: het sterftecijfer daalt niet meer, het vertrekoverschot is vervangen door een vestigingsoverschot, de snelle industriële ontwikkeling heeft het arbeidsaanbod vergroot en de verbeterde vervoersmogelijkheden maken meer gespreid wonen mogelijk.
Tabel: Leeftijdsopbouw in %:
Leeftijd 31-121930 31-5 -1947 in jaren Frl. NL Frl. NL
0-14 30,12 30,6 30,1 29,3
15-19 9,02 9,4 8,2 8,5
20-44 34,06 36,7 34,0 36,5
45-54 10,25 9,9 10,4 10,7
55-65 8,44 7,2 8,3 7,9
65 + 8,1 6,2 9,0 7,1
Leeftijd 31-51960 28-2 -1971 in jaren Frl. NL Frl. NL
0-14 30,9 30,1 29,62 27,94
15-19 8,1 7,9 9,35 8,35
20-44 29,7 32,6 31,09 34,16
45-54 11,1 11,2 10,26 10,91
55-65 9,5 8,9 9,38 9,17
65 + 10,7 8,7 11,30 9,45.