In het kader van de Deltawet moet ook de zeedijk van Zwarte Haan tot Holwerd worden opgehoogd (en verbreed). Buiten deze dijk ligt 1920 ha buitendijks land, waarvan 1210 ha zomerpolder, als weide en hooiland in gebruik, en 710 ha kunstmatige kwelder.
Over het op de deltahoogte brengen van dit dijkvak bestaan verschillende meningen bij belangengroepen. Prov.
Waterstaat Friesland heeft vier varianten ontworpen: tracé A — verhoging van de bestaande zeedijk; B — een nieuwe dijk over de bestaande zomerkaden, waarbij 1210 ha definitief wordt ingepolderd; C — een nieuwe dijk langs de kwelderrand, waarbij tevens 710 ha kunstmatig kwelder (resultaat van landaanwinningswerken) wordt ingepolderd; D — een nieuwe dijk over de uiteinden van de landaanwinningswerken, waardoor er nog eens 2080 ha bij komt en in het geheel dus ca. 4000 ha wordt ingepolderd. De Gewestelijke Raad voor Friesland van het Landbouwschap pleitte in het rapport Het belang van de inpoldering bij Ferwerderadeel voor de Kleibouwstreek (1974), krachtig voor tracé D op landbouwkundige gronden, maar ook uit een oogpunt van zeedefensie.Het betreffende gebied is vanwege zijn vogelrijkdom ter grootte van 370 ha plus 230 ha buitendijks onder de naam De Bildtpollen in beheer bij It Fryske Gea. In het Rapport van de Waddenzeecommissie (1974) wordt geconcludeerd, dat de varianten C en D economisch niet aantrekkelijk en overigens niet noodzakelijk zijn „en stellig niet wettigen om een, zij het beperkt, gedeelte van de Waddenzee in te polderen”.