Gepubliceerd op 21-01-2020

FRIES-EIGENE (HET)

betekenis & definitie

Het ontbreekt aan geschriften waarin de inhoud van deze eerst in de 20ste eeuw gebruikte term uitputtend wordt opgesomd. Zoon kwam tot de conclusie, dat als componenten moeten worden beschouwd: het Friese volk met eigen karakter, zeden en gewoonten, geschiedenis, taal en cultuur, de agrarische structuur, de plattelandssamenleving en het landschap en dat het Fries eigene in laatste aanleg meer een zaak is van het hart dan van het verstand.

Van der Molen relativeerde het begrip door er op te wijzen, dat bepaalde elementen in het landschap (zadeldaktorens, terpen, molens, boerderijtypen) niet alleen in Frl. voorkomen en veel ervan eerst doordat zij hier a.h.w. een restgebied vormen zodanig als Fries eigene werden en worden ervaren, dat men ze als uitingen van een Fr. identiteit cultiveert. Dat geldt ook voor bijv. scheepstypen, volksdansen, volksgebruiken, klederdrachten.

Nu Frl. in snel tempo moderniseert en verandert, wordt de betrekkelijkheid van veel wat als Fries eigene werd beschouwd duidelijk. Tenslotte zouden, afgezien van monumenten van geschiedenis en kunst en bepaalde landschappen en natuurgebieden, alleen nog taal, literatuur en (gedeeltelijk) geschiedenis aan de term inhoud kunnen geven, tenzij men het hele „klimaat” als zodanig wil beschouwen.Lit: J. H. Zoon, Friesland tussen hoop en vrees (1969); S. J. v. d. Molen, Ta de Fryske folkskunde II (1974).

< >