Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Willem amesius

betekenis & definitie

geb. 1576 te Norfolk in Schotland, studeerde te Cambridge in de theologie, kon echter wegens zijne puriteinsche begrippen in Engeland niet vooruitkomen, en kwam daarom naar Holland (1613), waar de twisten tusschen Remonstranten en Contra-Remonstranten hem eene schoone gelegenheid aanboden, om in troebel water te visschen, ten einde zich eenen naam te maken. Op de beruchte Dordtsche synode (1618 en 1619) was hij de handlanger en raadsman van den voorzitter Bogerman, en werd ter belooning voor de diensten, door hem aan de regtzinnige leer bewezen, 1622 benoemd tot hoogleeraar in de theologie te Franeker; 1633 vestigde hij zich op verzoek van eenige Engelschen te Rotterdam, waar hij kort daarna stierf.

Zijne Medulla theologie is in het Hollandsch vertaald onder dezen titel : “W. Ameezes, Mergh der godgeleerdheid”. Hij was een gemoedelijk dweeper, die zijne naasten liefhad, doch hij wie de zucht tot twistgeschrijf boven alles ging. Riemen papier heeft hij volgeschreven tegen de Arminianen, de Socinianen, de Episcopaten, tegen de komedie, het dansen, den opschik, tegen kardinaal Bellarminus en tegen de Belialskinderen, die zich weinigover zijn geschrijf bekreunden, enz. Al die kostelijke werken zijn door den utrechtschen hoogleeraar Mattheus Nethenus (1658) uitgegeven in 12°, en beslaan 11 boekdeelen.

< >