geb. 1744, nam in 1787 zijn ontslag als kapitein bij de deensche artillerie, en wijdde zich vervolgens uitsluitend aan letterkundigen arbeid en aan de ontwikkeling van den krijgsmans-stand. Hij is een voornaam esthetisch criticus en navorscher der noordsche oudheden.
Onder zijne geschriften noemen wij eene deensche spraakkunst voor Duitschers en eene verdienstelijke verzameling van liederen. Hij stierf in 1812.—• A. (Jos. Nicolai Benjamin), zoon van den voorgaande, luitenant-generaal lil deensche dienst, bekend door de invoering van het wederkeeng onderwijs in Denemarken.