kopergraveur,geb. te Schintznach in Zwitserland, leerling van Lips en Hess, werd 1828 in de plaats van den overledenen Hess aangesteld als professor aan de akademie te Munchen. Zijn eerste groote werk is eene Magdalena naar Carlo Dolce.
Onder zijne voornaamste werken behooren: Bladen naar statuen van Thorwaldsen; een gezamentlijk met Barth uit Hildburghausen naar eene teekening van Cornelius gegraveerd titelblad voor de Nibelungen; Alexander's zegetogt (naar Thorwaldsen), verscheidene gravures naar Rafael, wiens genie hij met meesterlijk talent wedergaf; en eindelijk graveerde hij Overbeck's ,,Triomf der godsdienst in de schoone kunsten". Hij stierf 18 Mei 1849. Zijne kunstrigting bestond minder in effectmaken door uitkomende schakeringen en kontrasten, dan wel in de zooveel mogelijk zuivere en edele behandeling van den vorm.