geb. te Carcassonne 28 Dec. 1755, had reeds eenigen opgang gemaakt als tooneeldichter, toen de fransche omwenteling uitbrak, waarvan hij een ijverig voorstander werd. Hij verbond zich met Desmoulins, Lacroix en Danion ; en toen laatstgenoemde 10 Aug. 1792 als minister van justitie optrad, werd F. zijn secretaris-generaal.
Vervolgens afgevaardigde ter Conventie, was hij lang een der ergste heethoofden ; doch toen hij tot eenige gematigdheid begon over te hellen, maakte hij zich vijanden, en werd weldra beschuldigd 'slands gelden verduisterd te hebben en in geheime verstandhouding te staan met Pitt; door hel révolutionnaire gerechtshof ter dood veroordeeld, onderging hij 5 April 1794 zijn vonnis, te gelijk met Danton en Camille Desmoulins, die er zich over ergerden hun lot te moeten ondergaan tegelijk met een dief. De Oeuvres van F. verschenen te Parijs in 2 dln. 1802.