minister van Lodewijk XIV, was eerst raadsheer in het parlement van Parijs. Zijne groote bedrevenheid in het biljarten - een spel, waarvan Lodewijk XIV veel hield - was, naar men wil, oorzaak van zijne snelle bevordering.
In 1699 werd C. benoemd tot controleur-generaal van financiën, en in 1701 aanvaardde hij daarbij den post van minister van oorlog. Hij bediende zich van schandelijke middelen om de schatkist te vullen; en de stemmen, die uit het publiek tegen hem opgingen, noodzaakten hem 1709 beide zijne hooge ambten neder te leggen. Hij stierf 1721 algemeen gehaat bij het volk.