geb. 26 April 1776 te Amsterdam, eerst advocaat aldaar, 1799 hoogleeraar te Harderwijk, 1806 te Amsterdam, 1809 te Leiden, was een der eersten, die ziel en leven gaven aan de omwenteling van 1813, zoodat zijn naam in onze geschiedenis onsterfelijk is geworden als een der voornaamste bewerkers van Nederlands herborene onafhankelijkheid; 1816 behoorde K. tot de commissie, belast met het opstellen van een Nederlandsch wetboek; 1817 werd hij lid der Tweede Kamer: hij stierf 20 Juli 1824. De koning had K.’s uitstekende verdiensten reeds in 1815 gehuldigd door hem tot den nederlandschen adelstand te verheffen.
Door K.’s zoon zijn in het licht gegeven zijne Redevoeringen, verhandelingen en staalkundige geschriften (3 dln. Amsterdam 1835).