(graaf), natuurlijke zoon van Jacobus V van Schotland, geb. 1531, was de oudste broeder van Maria Stuart, en desniettegenstaande haar bitterste vijand. Daar hij er naar streefde zelf op den troon te komen, deed hij al het mogelijke om Maria ten onder te brengen; hij plaatste zich aan het hoofd der protestantsche partij in Schotland; hij verlaagde zich lot de rol van spion, eerst van Engeland’s koning Eduard VI, daarna van koningin Eiizabeth; naar sommigen willen, was M. de bewerker van den op Henry Darnley, den tweeden gemaal van Maria Stuart, gepleegden moord, en dwong haar vervolgens hare hand te schenken aan Bothwell, den moordenaar van Henry; daarna bracht hij het volk (tegen haar in opstand, zoodat zij zich genoodzaakt zag de wijk te nemen naar Engeland, waar zij bescherming hoopte te vinden bij Elizabeth, die intusschen niets anders was dan hare gezworene vijandin.
Nu liet M. zich benoemen tot rijksbestuurder (1567), en tijdens Maria's gevangenschap in Engeland was M. degene, die aan Elizabeth het plan mededeelde, door den hertog van Norfolk beraamd om Maria te bevrijden, wier lot door de verijdeling van dit plan nog veel treuriger werd. Nadat M. de aanhangers van Maria Stuart bij Langside verslagen had, werd hij echter23 Jan.l569bijLinlithgow vermoord door een schotsch edelman, met name James Hamilton, wiens vrouw door M. in hare eer was gekrenkt.