Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Jacob Hendrik Hoeufft

betekenis & definitie

nederl. philoloog en dichter, geb. 29 Juli 1756 te Dordrecht, 1777 te Leiden tot doctor in de beide rechten bevorderd, gest. 14 Febr. 1843 te Breda, heeft zich jegens de latijnsche dichtkunde zeer verdienstelijk gemaakt. Van zijne taalk. werken noemen wij dat over Oudfriesche spreekwoorden (Leeuwarden 1816), over de naams-uitgangen van plaatsen (Breda 1816),over Bredaasch taaleigen (4 stukken Breda 1836—37; aanhangsel 1838), en eene Verzameling van Fransche woorden uit de Noordsche talen afkomstig of door sommigen afgeleid (Breda 1840).

< >