Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

J. sylvain bailly

betekenis & definitie

geb.te Parijs 15 Sept. 1736. Zijn vader, schilder en bewaarder der schilderijen van Versailles, bestemde hem tot de schilderkunst; B. gaf de voorkeur aan letteren en wetenschappen.

Hij werkte aanvankelijk voor het tooneel; doch met den geleerden Lacaille in kennis gekomen, wijdde hij zich geheel en al aan de sterrekunde, en werd al spoedig het lidmaatschap der akademie van wetenschappen waardig geacht (1763). Hij beoefende intusschen de letterkunde met goed gevolg, vervaardigde Eloges, onder welke men die op Leibnitz en op Lacaille opmerkte (1770), en schreef het groote werk, waarmee hij hoofdzakelijk zijn naam beroemd heeft gemaakt, nl. zijne Histoire de l'astronomie, bestaande uit : “Geschiedenis der oude sterrekunde” (1775), “Geschiedenis der hedendaagsche sterrekunde” (1778—83), “Geschiedenis der Indische enoosterschestemkunde” (1787). In dit werk had hij het bestaan van een oorspronkelijk volk aangenomen, dat van den aardbol zou verdwenen zijn, en aan hetwelk men de meeste der groote ontdekkingen zou moeten toeschrijven; deze bewering wikkelde hem in levendige geschillen, en gaf aanleiding tot de -Brieven over den oorsprong der wetenschappen” en over de -Atlantis van l’lato”, die hij 1777 uitgaf. De opgang, dien de -Geschiedenis der stemkunde” maakte (zijnde zoowel een letterkundig als wetenschappelijk werk), verschafte hemden zetel in de fransche Academie (1784) en in de -Académie des Inscriptions" (1785). Ter zelfder tijd werd hij door de akademie van wetenschappen belast met de zamenstelling van twee belangrijke verslagen, het eene over het dierlijk magnetismus (zie MESMER), het andere over het ontwerp voor een nieuw ziekenhuis. Toen de omwenteling uitbrak, werd Bailly ontrukt aan de letteren, in welke hij tot hiertoe zijn geluk had gevonden, en meegesleept in de staatkundige loopbaan, welke voor hem zoo noodlottig moest worden. Gedurende eenigen tijd was hij zeer gezien; 1789 werd hij door de kiezers van Parijs benoemd tot afgevaardigde bij de staten-generaal, welke vergadering hem vervolgens tot voorzitter koos; hij presideerde in die beruchte zitting in de kaatsbaan (bekend als Jeu-de-Pamne), in welke de afgevaardigden zwoeren niet uiteen te zullen gaan, alvorens aan Frankrijk eene staatsregeling gegeven te hebben (20 Junij 1789). Den 16 Juli) 1789 werd hij tot maire van Parijs benoemd. Na de vlugt en inhechtenisneming van Lodewijk XVI zich genoodzaakt ziende de dreigende zamenscholingen op het veld van Mars (ten doel hebbende te eischen dat de koningvanden troon vervallen wierd verklaard) met geweld uiteen te drijven, verloor Bailly eensklaps de volksgunst. Hij legde zijn ambt als maire neder, en verliet heimelijk de hoofdstad; doch 1793 werd hij te Melun herkend, naar Parijs gebragt, en wegens zijn gedrag op het veld van Mars door het revolutionaire geregtshof ter dood veroordeeld, welk vonnis den 11 November werd voltrokken. Zijne beulen verlengden zijnen doodstrijd, door dcteregtstelling van de eene plaats naar de andere over te brengen, en overlaadden hem met beleedigingen. Toen zijne door regen en koude verstijfde ledematen werktuigelijk beefden, zeide een hunner : -Ei, Bailly! beeft gij?” — “Ja,” antwoordde de grijsaard zeer bedaard, “maar het is van koude.” Behalve de werken van Bailly, reeds vermeld, heeft men van hem na zijnen dood uitgegeven Essai sur l'origine des fablcs et des religions anciennes (1798, 2 dln. in 8°.); Mémoires d'tm lémoin de la révolution (Parijs 1804, 3 dln. in 8°.); en Recueil de piéces inléressantes sur les Sciences, etc. (1810).

< >