I, tiran of koning van Syracuse, broeder en opvolger van Gelon, regeerde vau 478 tot 467 v. Cbr., was dapper, rechtvaardig, wijs. en een beschermer der dichtkunst: Simonides, Eschylus, Pindarus, enz. leefden aan zijn hof.
II, zoon van een voornaam Syracuser, met name Hierocles, behaalde als veldheer eene beslissende overwinning op de zoogenaamde Mamertijnen, 269 v. Chr.. en werd daarop als koning vau Syracuse uitgeroepen. Toen de Mamertijnen later de hulp tegen hem inriepen van de Romeinen, begreep H. H tegen zulk eenen overmachtigen vijand niet opgewassen te zijn, en ging daarom een verbond aan met Carthago (265 v. Chr.); dit werd de aanleiding tot den Punischen oorlog. In weerwil vau zijne dapperheid werd H., even als zijne bondgenoolen, verslagen door Appius Claudius, en weldra in Syracuse belegerd. Toen sloot bij vrede met de Romeinen, en bleef bun trouwe bondgenoot gedurende zijne lange regeering tot aan zijnen dood (215 v. Chr.). Zijn kleinzoon Hieronymus, die hem opvolgde, gaf zich aan losbandigheid en wreedheid over, doch werd reeds in het volgende jaar vermoord met zijn gansche geslacht.