geb. 22 Maart 1799 te Memel, wijdde zich aan de astronomie, werd 1820 Besscl's helper op den sterretoren te Koningsbergen, en trad 1822 als privaat-docent op aan de universiteit aldaar. In 1823 werd^hij aan het hoofd gesteld van de sterrewacht te Abo; en toen deze plaats verwoest was door brand, ging hij 1832 met de universiteit mede naar Helsingfors, waar onder zijne leiding 1834 de bouw voltooid werd van eene nieuwe sterrewacht.
In 1837 werd bij als hoogleeraar in de stemkunde naar Bonn beroepen, waar insgelijks onder zijne leiding 1845 eene nieuwe sterrewacht voltooid werd. Zijn catalogus over 560 sterren, die eene merkbare eigene beweging vertoonen, behaalde van de petersburgsche akademie den grooten Demidow-prijs. Zijne Uranomelria nova verscheen 1843; en 1846 zijne »Astronomische waarnemingen op de sterrewacht te Bonn” (bevattende een overzigt van den noordelijken hemel van 45 tot 80 gr. declinatie en de standen van nagenoeg 22,000 sterren).
