geb. 15 Maart 1794 te Giessen, sedert 1830 professor te Bonn, is de grondlegger der romanische philologie. Zijne Grammalik der romanischen Sprachen (2e druk, 3 dln.
Bonn 1855—58) cn het Etymologisches Wnrterbuch der romanischen Sprachen (2e druk Bonn 1861) zijn in do geheclo geleerde wereld erkend als degelijke grondslagen voor de wetenschappelijke beoefening van al de talen, welke afstammen van het Latijn. Ook verdienen nog melding zijne Altromanische Sprachdenkmale (Bonn 1846).