Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 21-10-2021

Floris (holland)

betekenis & definitie

vijf graven van Holland, nl.:

I, broeder van graaf Dirk IV, en diens opvolger in Jan. 1049, was tevens erfgenaam van zijns broeders oorlogen tegen de bisschoppen van Keulen, Utrecht, Luik en Metz en den markgraaf van Brandenburg; en even als zijn broeder beoorloogde ook F. zijne vijanden met zegevierenden uitslag. In 1054 wist de utrechtscbe bisschop zijne bondgenooten andermaal op te zetten tegen den graaf van Holland, die zich, toen ze vervolgens in zijn land kwamen vallen, te Dordrecht verschanste, en daar den aanval afwachtte. Door middel van eene krijgslist wist F. verwarring in de vijandelijke gelederen te brengen, en behaalde toen eene glansrijke overwinning op hunne overmacht (13 Juni 1058). Drie jaren later kwamen zij om zich over de geledene nederlaag te wreken; F., die nu eene sterke troepenmacht op de been had, trok hen te gemoet, en tusschen Maas en Waal, bij het dorp Neder-Hemert tegenover Heusden, kwam het tot den strijd (18 Juni 1061), waarin F. weder eene schitterende overwinning behaalde, en den vijand op de vlucht dreef. Alsnu zijnen dapperen en zich zelven eenige hoognoodige rust gunnende, viel F. onder eenen boom in slaap. Intnsschen had Herman I, graaf van Cuyk, eenige der vluchtelingen verzameld; met deze bende overviel hij den slapenden overwinnaar, en bracht hem in dien weerloozen toestand laaghartiglijk om het leven. Zijn lijk werd te Egmond in de Kloosterkerk bijgezet.

II, bijgenaamd de Vette, zoon van Dirk V, volgde 1091 zijnen vader op als graaf van Holland, hield eene schitterende hofhouding, beminde rust en vermaak bovenal, en was van oorlogen wars. Hij stierf in den bloei zijns levens (1122), en werd met koninklijke pracht te Egmond in den grafelijken grafkelder bijgezet.

III, oudste zoon van Dirk VI, volgde 1157 zijnen vader op als graaf van Holland, en 1161 huldigden hem de West-Friezen als hunnen heer. Na het door de Gelderschen belegerde Utrecht ontzet, en tusschen Utrecht’s bisschop kn den hertog van Gelder den vrede tot stand gebracht te hebben, geraakte F. in oorlog met graaf Filips van Vlaanderen, doch leed de nederlaag, en werd, door de Vlamingen gevangen genomen, opgebracht naar Brugge (1165). Twee of drie jaren hield men hem daar gevangen; inmiddels vverdeu door de West-Friezen geweldenarijen gepleegd in Kenuemerland; en om hen daarvoor te tuchtigen ondernam F., zoodra hij in vrijheid was gesteld, eenen krijgstocht tegen ben, die echter, eer hij iets van belang had kunnen uitrichten, door den grooten watervloed van 1170 verijdeld werd. Doch in 1180 deed hij op nieuw eenen krijgstocht tegen de West-Friezen, bracht 1182 Wielingen en Texel tot onderwerping, trok 1184 naar het Heilige Land, en had, na zijnen terugkeer, nauwlijks de verovering van Jeruzalem vernomen, of toog andermaal naar Palestina, ditmaal met keizer Frederik, nam deel aan de bemachtiging van Iconium, de hoofdstad van Lycaonië, en stierf te Antiochië aan de pest, 1 Aug. 1190.

IV, zoon van Willem I, was nauwlijks 12 jaren oud, toen hij als graaf van Holland zijnen vader opvolgde (1223) onder voogdij van Gerard, graaf van Gelder, zijn oom van moederszijde. Ook zijne regeering was slechts eene aaneenschakeling van oorlogen met Utrecht, Gelderland, Vlaanderen, enz. Na zich 1230 in Friesland te hebben laten huldigen, zag hij zich 1234 het bewind over dat gewest ontnemen, waarmede de heerschappij der hollandsche graven over Friesland eindigde. In datzelfde jaar (24 Juni) bevocht hij eene groote overwinning op de Stadingers, die van ketterij waren beschuldigd, omdat ze zich verzet hadden tegen de knevelarijen der geestelijkheid. In het volgende jaar op een steekspel uitgenoodigd in Picardië, had hij het ongeluk, door zijne ridderlijke schoonheid, aan de jonge vrouw te behagen van zijnen ouden gastheer, die, door jaloerschheid gedreven, met eenige vertrouwelingen F. overviel en hem verraderlijk vermoordde. Zijn lijk werd naar Rijnsburg vervoerd en daar begraven.

V, kleinzoon van Floris IV (en zoon van graaf Willem II, die tevens Roomsch koning werd), was slechts anderhalf jaar oud, toen bij zijn vader, die 1256 te Hoogwoude door de boeren doodgeslagen werd, als graaf van Holland opvolgde onder voogdij van zijns vaders broeder (zie FLORIS DE VOOGD), op wiens zuster Aleid 1258 de voogdij overging. Nauwlijks had F. V. de teugels der regeering zelf aanvaard, of zijn eerste streven was om den dood zijns vaders te wreken op de West-Friezen; zijn eerste krijgstocht tegen hen (1272) mislukte geheel en at; doch in 1282 bracht hij hun viermaal eene gevoelige nederlaag toe, en 1288 werden ze geheel doof F. tot onderwerping gebracht. Inmiddels had bij zich 1285 gemengd in den oorlog tusschen den bisschop van Utrecht en de heeren Gijsbrecht van Amstel en Herman van Woerden; zoo ook in den twist over Limburg tusschen hertog Jan I van Braband en graaf Reinoud van Gelder. In 1289 kwam hij in oorlog met graaf Guy van Vlaanderen, en werd 1290 op verraderlijke wijze te Biervliet gevangen genomen, en slechts op zeer ongunstige voorwaarden weder in vrijheid gesteld. Eenige jaren later brak op nieuw de oorlog met Vlaanderen uit, en 27 Oct. 1295 behaalde F. op de Vlamingen eene schitterende overwinning. Door het verbond, dat vervolgens door Guy van Vlaanderen met Eduard, koning van Engeland, gesloten werd, verlegde zich de engelsche wolmarkt van Dordrecht naar Brugge en Mechelen; en F., door dat verbond gegriefd, sloot zijnerzijds 9 Jan. 1296 een verbond met Frankrijk; en de hollandsche edelen, wier macht en hoogmoed F. zooveel mogelijk zocht te fnuiken, bedienden zich van dat verbond als voorwendsel, om een komplot tegen F. te smeden, hem op te lichten en gevankelijk naar Engeland te brengen. Op verraderlijke wijze maakten zij zich in Juni 1296 van zijnen persoon meester, terwijl hij op weg was om aan een vederspel te gaan deelnemen, waartoe men hem had uitgenoodigd. Eerst brachten ze hem naar het slot Kronenburg, aan de Vecht, en van daar naar het slot te Muiden. Doch F. V, der keerlen god (d. i. de afgod der boeren) bijgenaamd, was bij het volk bemind ; en het volk kwam op de been, om hunnen beminden graaf te verlossen. In allerijl vervoerden de edelen nu hunnen gevangene naar Naarden; doch onder Muiderberg werden zij ingehaald, en het zou aan het volk stellig gelukt zijn F. V uit hunne handen te bevrijden; doch heer Gerard van Velzen, die bijzonder op hem gebeten was, schroomde niet den op dat oogenblik weerloozen F. laaghartiglijk te vermoorden. F. V was ontegenzeggelijk een der edelste graven, die over Holland geregeerd hebben.

< >