aanzienlijke iersche familie, die haar geslachtregister laat opklimmen tot den tijd van Eduard den .Biechter; sedert 1314 droegen de F. den grafelijken titel van Kildare, sedert 1766 zijn ze tevens hertogen van Leinster. De voornaamste leden van dit geslacht zijn: F. (lord Edward), geb. 1763 bij Dublin, zoon van James, eersten hertog van Leinster, en lady Emilia Lennox, dochter van den hertog van Richmond en nicht van Fox.
Eerst in krijgsdienst, streed hij in den amerikaanschen oorlog mede; doch 1790 nam hij zijn ontslag, en kwam zitting nemen in het parlement van Ierland. Zoodra de fransche omwenteling uitbarstte, omhelsde F. de beginselen daarvan, en begaf zich 1793 naar Parijs; daar trad hij in den echt met mejufvrouw Paméla (naar men wil (ene dochter van Lodewijk Filips Jozef, hertog van Orleans, en van mevrouw de Genlis). In Ierland teruggekeerd, wilde F. aan zijn land de onafhankelijkheid teruggeven; hij wist het Directoire te bewegen om hem met eene vloot en troepen te helpen (1796), en beproefde verscheidene malen eene landing, doch zag niet alleen zijne pogingen mislukken, maar werd bovendien verraden, gevangen genomen en door de King's Bench (koninklijk gerechtshof) ter dood veroordeeld; hij ontging echter de voltrekking van dat vonnis, doordien hij 4 Juni 1798 stierf aan de wonden, die hij ontvangen had terwijl hij zich verdedigde. Zijne vrouw, evenzeer uitmuntende door vernuft als door schoonheid, was door mevrouw de Genlis opgevoed met de dochters van den hertog van Orleans. Na F.'s dood trad zij in den echt met den te Hamburg gevestigden amerikaanschen consul Pitcairn, van wien zij echter reeds spoedig scheidde; zij stierf nagenoeg geheel verlaten in 1831.